Sneeuw- en ijspret bij het Leysenven. Marc Cleutjens vastgelegd in de winter van 1976-1977. Op de achtergrond is paviljoen Molenwijk vaag zichtbaar. (Foto: eigen collectie).
Sneeuw- en ijspret bij het Leysenven. Marc Cleutjens vastgelegd in de winter van 1976-1977. Op de achtergrond is paviljoen Molenwijk vaag zichtbaar. (Foto: eigen collectie). Foto: eigen collectie

Oneindig achtjes draaien…


MARC CLEUTJENS | COLUMN

Tijdloos. Dat woord komt in me op als ik mijn rondjes schaats op het Leijsenven in park Molenwijk. Het oude zwembad, zouden we vroeger zeggen. Een gure oostenwind blaast wat sneeuwrestjes over de ijspiste, de zon staat lag maar voelt toch al een beetje als lentebode. Een horloge is vandaag niet nodig, ik blijf de hele dag. En als ik toch wil weten hoe laat het is, tuur ik gewoon naar Magere Josje die boven de huizen aan de Molenwijkseweg uittorent.

Wat is het lang geleden, schaatsen op het Leijsenven. 2012, weten enkele schaatsers die ik ontmoet en van dezelfde generatie zijn. Samen halen we herinneringen op aan het schaatsen van vroeger; alle beelden komen terug. De gemeentewerker die een gat boorde in het ijs en de dikte mat. En natuurlijk de politie, die steevast een rondje met de patrouillewagen over de ijsvloer reed - ja, écht waar! - en daarmee alle seinen op groen zette voor minimaal een of twee weken schaatspret.

Natuurlijk, we schaatsten ook op andere plekken. Het Baarsven in Moorwijk waar je tegenwoordig wordt weggestuurd, het Welsven, de vennen op Venrode en natuurlijk het Kogelvangersven in de Kampina. Maar het Leijsenven was ons eigen Thialf of liever nog - om in de sfeer van de jaren zeventig te blijven – waanden we ons in Bislett. We trokken onze baantjes en zagen hoe schaatstoppers als Martien Pennings, Toon Leijten en Frank van den Brandt om de Boxtelse titel streden.

LICHTMASTEN

De mooiste herinneringen in Molenwijk werden trouwens ’s avonds gemaakt. Want ook na zonsondergang kon vroeger op het Leijsenven geschaatst worden. Vrijwel meteen nadat het ijs officieel was goedgekeurd, werden de lichtmasten van het zijterrein van ODC beklommen en de lampen 180 graden gedraaid. IJskoud kon het er dan zijn, op het oude zwembad. Maar de koek-en-zopiekraampjes rondom het ven boden genoeg warmte: chocolademelk!

Als ik een oudere dorpsgenoot sierlijk achtjes zie draaien, moet ik denk aan een van mijn buurmannen van vroeger: Arnold van de Laar. Hij woonde op nummer 70, wij op 64. Zodra Arnold op het ijs verscheen, werden er oneindig veel achtjes gedraaid. Ik heb het ook wel eens geprobeerd, maar het is me nooit gelukt. Net zoals het overstappen in de bochtjes nooit echt uit de verf is gekomen. Lekker zwieren - een winterse knipoog naar moeder Carla en zoon Frank van Putten (Van Kooten en De Bie) - lukt me gelukkig nog wel.

PIJNLIJKE VINGERS

Maar het blijft oppassen. Als ik een jonge ijshockeyer te laat zie, knallen we snoeihard tegen elkaar en vallen we samen op de ijsvloer. ,,Gaat het?”, vraagt de knul vriendelijk. ,,Ja hoor, geen centje pijn”, zeg ik stoer. Maar ik verga van de pijn. En een dag later tik ik dit stukje met pijnlijke vingers en twee zwaar gekneusde en dus vakkundig ingezwachtelde polsen. Mijn schaatsen kunnen voorlopig in het vet. Maar zodra het weer kan, trek ik er weer op uit. Lekker zwieren op het Leijsenven. Tijdloos.

Sneeuw- en ijspret bij het Leijsenven. Marc Cleutjens vastgelegd in de winter van 1976-1977. Op de achtergrond is paviljoen Molenwijk vaag zichtbaar. (Foto: eigen collectie).