Afbeelding
Foto:

Waar is mijn (t)huis?

'We zagen haar vervagen, elke dag een beetje meer'

Boos was ze, ontroostbaar ook, toen we vertelden dat er een plekje voor haar was vrijgekomen. Een kamer in het verpleeghuis.
We hadden het er al vaker met haar over gehad, maar het grote probleem was dat ze dat weer vergat en onze mededeling telkens nieuw voor haar was. Consistent was ze wel, want haar reactie was altijd dezelfde. Schijnbaar berustend. ,,Nou ja, als jullie vinden dat het moet, dan moet het maar."

Naar buiten ging ze na de dood van vader allang niet meer. Het liefst zat ze in dezelfde stoel voor het raam en keek uit op de vijver. Ze wachtte, zo leek het, maar wist zelf niet waarop. Wat er in haar hoofd omging hield ze geheim. We zagen haar vervagen, elke dag een beetje meer. Soms was ze onverwacht helder en kon ze over vroeger praten. Hoe ze vader leerde kennen en hoe hij haar elk jaar rode rozen gaf op hun trouwdag, maar die momenten waren schaars en werden steeds schaarser. Haar woordenschat verbrokkelde en vaak zweeg ze omdat haar woorden zoek waren.

Ik dacht dat ik het kon, mijn moeder verzorgen tot haar dood. Maar ik was op, uitgeput, zo nerveus dat ik nachten niet meer kon slapen omdat ik me in het donker afvroeg of ze wel veilig was, of ze geen gekke dingen ging doen. Op een ochtend trof ik haar totaal verward en helemaal bevuild aan omdat ze de wc niet had kunnen vinden en daarna niet wist wat ze moest doen. Dat gebeurde vaker en toen ze 's nachts ging dwalen en geen idee meer had wanneer het dag of nacht was, moesten we iets doen. Ze kreeg een plek op de wachtlijst en was, voor mijn gevoel, veel te snel aan de beurt.

Toen ik haar voor de laatste keer thuis hielp douchen en aankleden en over haar gezellig ingerichte kamer in haar nieuwe huis babbelde, keerde ze zich demonstratief van me af. ,,Ga jij maar, ik blijf thuis bij pa."
Ik hoorde wat ze zei, maar besloot haar woorden los te laten. Ik wikkelde haar sjaal om zoals ze gewend was en haalde een kam door haar haar. ,,Mam, het is echt beter voor je. Ik weet zeker dat je het er naar je zin zult hebben. Daar ben je niet meer zo alleen en kun je meedoen aan allerlei leuke activiteiten. Ik weet zeker dat pa dat ook zou vinden. We willen alleen het beste voor je, echt!"
Ik sloeg mijn arm om haar vermagerde schouders, maar voelde haar schouders verstrakken. Van boosheid, van ongemak, onwennigheid ook. We zijn niet zo'n omhels-familie.

Haar in die onbekende kamer alleen achterlaten op een gesloten afdeling was het zwaarste dat ik ooit had gedaan. Hoe aardig de verzorgenden ook waren en hoe gezellig we haar kamer met haar eigen meubels, foto's, en spulletjes ook hadden ingericht. Zou ze zich hier ooit prettig voelen, een beetje op haar gemak, thuis? Ik voelde me schuldig omdat je een moeder nu eenmaal niet zomaar 'weg' doet. En verdrietig omdat mijn moeder allang mijn moeder niet meer was en ik haar zo vreselijk miste.


De eerste weken bleef ze volharden in narrig stilzwijgen, waardoor ik me nog meer schuldig voelde dan ik al deed. Ik probeerde opgewekt en geduldig te blijven, maar de weg naar haar kamertje viel me steeds zwaarder. Elke keer vroeg ik me af hoe ik haar nu weer aan zou treffen. Ik probeerde met foto's, met mijn oudste herinneringen, met algemene praatjes over het weer of over de kleinkinderen, maar ze gebruikte haar woorden alleen om aan mij, haar medebewoners of de verzorgenden te vragen: 'Waar is mijn huis? Ik moet naar huis. Wanneer gaan we naar huis?'

De week voor kerst had ik een kleine kerstboom gehaald en die in haar kamer gezet. Een schot in de roos. Ze was zo blij als een kind en bekeek alle ballen en bellen die ze van vroeger herkende. Sommige raakte ze even aan. De gekleurde lampjes die ik nog uit mijn jeugd kende, gaven haar kamer iets huiselijks. Genoeglijk zat ze in haar leunstoel en bleef blij naar de boom op het tafeltje naast haar kijken. ,,Mooi bos, Tes (de naam van haar overleden zus), groen en rood, bellen." Dat zinnetje bleef ze herhalen tot ik een eenvoudig kerstliedje begon te zingen. 'Jingle bells, jingle bells…'. Spontaan stemde ze af en zong met heldere stem mee. Geen woord miste ze, geen noot klonk vals. Het complete kerstrepertoire dat ik me herinnerde volgde en verheugd merkte ik dat ze alle liederen meteen herkende en ook mee kon zingen. Haar gezicht kreeg een roze gloed en haar ogen stonden helder. Ze had zichtbaar plezier in de ontdekking dat ze er weer helemaal was. Ze keek me blij aan en stond toe dat ik haar hand vasthield. 'Er is een kindeke geboren'. Waar ik naar een woord of couplet moest zoeken, vulde zij me moeiteloos aan. Even voelde het weer als moeder en kind in de goede volgorde.

Toen we uitgezongen waren, zonk ze even plotseling weer terug in die grijze mist, waar ik haar niet meer echt bereiken kon. Ze hield haar ogen gesloten en zag er broos, maar heel tevreden uit. Haar mond ontspannen. Wat maakt het uit dat haar grijze haar geen krul meer heeft, haar lippen al jaren geen lippenstift meer hebben gezien en op haar blouse een paar tomatensoepvlekjes zitten, dacht ik. Dit is mijn moeder.
Nagenietend bleef ik nog even naar haar zitten kijken en stond toen op. Met een doekje depte ik haar lippen en kin af. Tevreden keek ze even op. ,,Ga maar, ik blijf liever thuis. Dag moeder, welterusten." Ik kuste haar voorhoofd en streek even over haar perkamenten wang. Wat maakte het uit dat ik niet haar moeder maar haar dochter was en dat kerst pas over een paar dagen was, dacht ik.
Met een glimlach wandelde ik door de versierde gang naar de afgesloten deur, toetste de code in en mompelde: 'Dag mam, vrolijk kerstfeest.'

Afbeelding
Afbeelding
Afbeelding