Afbeelding
Foto: Daisy Renders

'Ik ben niet flauw opgevoed, gewoon een kusje erop en door'

Het voormalige missiehuis Sint-Theresia op Stapelen wordt al ruim dertig jaar gebruikt als wooncomplex. De appartementen worden verhuurd door woonstichting Sint-Joseph die in 2019 haar honderdjarig bestaan viert. Ook Fien Vorstenbosch (90) heeft er een ruim onderkomen. Ze was een van de eerste bewoners.

Op het moment dat ik bij Fien de huiskamer binnenstap, word ik overvallen door een gevoel van nostalgie. Zware, donkere eikenhouten kasten en met klinknagels bewerkte gestoffeerde fauteuils vullen de kamer en de kenmerkende dikke, kleurrijke kleedjes sieren zowel de eet- als de salontafel. Boven de, kleine, televisie staan foto's van de (achter)kleinkinderen en in de hoek hangt een rijk gegraveerde pendelklok. Je stapt zo veertig jaar terug in de tijd en ik vraag me af of ouderen van een bepaalde leeftijd allemaal dezelfde smaak hadden als het gaat om de inrichting van het huis. Is dat erg? Absoluut niet, het geeft een warm, huiselijk gevoel dat voor veel mensen ongetwijfeld fijne herinneringen oproept van thuis. Zo ook bij mij. Het herinnert me aan de momenten dat ik bij mijn opa's en oma's op bezoek ging. En zo voelt het bezoek aan de kranige dame ook wel een beetje. Met haar witte, golvende haardos netjes gekamd en statig gekleed in een zwart en wit geruit jasje, mooie ketting en diverse ringen om haar vingers zit ze in haar lievelingsstoel (,,Met drie standen kan 'ie omhoog", vertelt ze.) die in het midden van de woonkamer staat. Ze doet me denken aan mijn eigen grootmoeder, die er net zo uitzag als Fien én tevens net zo kon 'buurten'.

NUCHTER

Al ruim dertig jaar woont de onlangs negentig jaar oud geworden Fien in een van de appartementen in het gebouw tegenover kasteel Stapelen. Ze was daar een van de eerste bewoners. Ook in de jaren daarvoor woonde ze in Boxtel, maar ze is hier niet geboren en getogen. Dat was in 's-Hertogenbosch, waar ze samen met nog acht andere broers en zussen opgroeide in de Graafseweg. De Tweede Wereldoorlog maakte ze als tiener van dichtbij mee. Toch vertelt ze relatief nuchter over die tijd. ,,Toen de stad net bevrijd was, werd onze wijk nog wel eens door de Duitsers onder vuur genomen vanaf de overkant van de Maas. We hebben toen vooral veel beneden geslapen, want op onze slaapkamers en de zolder bestond het gevaar dat er een granaat binnen kwam vallen."

Rond haar 25e levensjaar trouwde ze met Martin Vorstenbosch en vertrok ze met haar man naar Boxtel. ,,Het eerste huis dat we kregen was verschrikkelijk. Er zat geen keuken in en het was een grote bende. Ik kon wel janken. Maar mijn schoonvader wist me op te beuren en heeft veel geklust om er toch nog iets van te maken", vertelt ze. Daar beviel ze van haar eerste kind en toen ze zwanger was van de tweede, verhuisde ze naar een bovenwoning aan de Sint-Willibrordstraat. Toen de derde baby kwam vonden ze een fijne gezinswoning aan de overkant van de straat. Haar drie kinderen, twee zonen en een dochter, groeiden daar op. Eenmaal uit huis wilde het echtpaar Vorstenbosch weer wat kleiner wonen en ze trokken naar de Eikengaard.

Eigenlijk is ze daarbij altijd trouw gebleven aan Sint-Joseph, want op het eerste huis na huurde ze alles van de woonstichting. Ze is daarvoor al enkele keren in het zonnetje gezet, maar eigenlijk vond ze dat maar niks.

NIET MEER WEG

'De hele nacht heb ik tegen de verwarming gelegen, met m'n hoofd op een koperen vaas'

Het moment dat ze voor de eerste keer in het nieuwe appartement op Stapelen mocht gaan kijken, herinnert ze zich nog goed. ,,Sint-Joseph was nog volop met de verbouwing bezig, dus moesten we via een ladder aan de buitenkant van het gebouw op het balkon klimmen. Er moest écht veel gebeuren om het allemaal netjes te krijgen. Maar dat is gelukt en nu wil ik hier niet meer weg", vertelt Fien strijdvaardig. Toch was het eerste jaar voor haar geen pretje. Haar man Martin heeft slechts vijf maanden van het nieuwe appartement kunnen genieten. Hij stierf na een ziekbed van ruim drie jaar aan longkanker. ,,We waren bang dat hij de verhuizing niet meer mee zou maken, maar het lukte hem wel. Dat gaf mijn man uiteindelijk veel rust. Hij vond het fijn om te zien dat ik goed op mijn plek zat in het nieuwe huis, dat maakte het afscheid dragelijker", gaat ze, licht geëmotioneerd, door. Fien was 59 toen ze haar man verloor, maar heeft daarna nooit meer de behoefte gehad om op zoek te gaan naar een nieuwe liefde. ,,Dat zocht ik niet meer op die leeftijd. Ik had de eerste jaren genoeg bezoek en nog steeds verveel ik me niet als ik alleen thuis ben."

Nee, eenzaam voelt Fien zich niet. Na de dood van haar Martin nam ze namelijk verschillende rollen op zich in onder meer het bewonerscomité van Stapelen, de KBO en Het Rode Kruis. Toen ze haar benaderden voor een bestuursfunctie hield ze eerst de boot nog wat af. ,,Maar ze zeiden tegen me: 'Fien, dat kunde gij wel'. Nou, dat heb ik geweten. Alle functies heb ik wel gehad, behalve voorzitter", vertelt ze enthousiast, om vervolgens al grinnikend aan een anekdote te beginnen: ,,Ik weet nog dat we in het bewonerscomité koffie uit plastic bekertjes moesten drinken. Toen we van Sint-Joseph honderd gulden kregen, ben ik daar meteen fatsoenlijke kopjes en schoteltjes van gaan halen."

Maar ook na haar bestuurswerk bleef ze actief. Regelmatig neemt ze deel aan activiteiten van de ouderenbond, ze gaat nog vaak een stukje wandelen (,,Al is dat met de rollator niet altijd handig") en iedere zondag gaat ze met haar vriendin eten bij Simeonshof.

VALPARTIJ

Dat ze alleen woont deert haar niet veel, tenminste zo laat ze blijken. Ondanks haar hoge leeftijd is ze nog kwiek. ,,Wassen en strijken doe ik nog steeds zelf. De thuishulp komt alleen voor wat poetswerk en de hulp bij het douchen, maar verder kan ik me prima redden", reageert ze fel. Schijnbaar achteloos vertelt ze daarna over de keer dat ze 's nacht in de hal van haar appartement over een rolstoel struikelde en niet meer op kon staan. ,,Ik lag met m'n hoofd op een koperen vaas, vlakbij de verwarming. Die stond nog aan, dus ben ik daar maar blijven liggen. Toen 's ochtends de buurvrouw de krant kwam brengen schrok ze natuurlijk wel, maar ik heb er, buiten een weekje pijn, geen last meer van gehad." Als ze ziet dat ik haar toch enigszins bezorgd aankijk voegt ze er aan toe: ,,Ach, het stelt allemaal niet zoveel voor. Wij zijn thuis niet flauw opgevoed. Gewoon kusje erop en door."

Fien vertelt veel over haar leven en over dat van haar kinderen. Steeds komen er weer nieuwe verhalen of herinneringen boven. ,,Gij zult wel denken: 'wat ratelt die dame toch door'", zegt ze regelmatig tegen me tijdens het gesprek. Ik geef aan dat het allemaal wel meevalt, en dat is ook zo. Geen moment is het gesprek saai en de tijd vliegt voorbij. Als ik even na zessen weer buiten sta en mijn fiets van het slot haal, denk ik met weemoed weer even aan mijn lieve oma en pink een traantje weg.