Afbeelding
Foto: Collectie Evert Meijs

DE DECEMBERMAAND IN HET BOXTEL VAN DE JAREN ZESTIG

Kerstmis rond de kolenkachel

,,In deze sfeer startte de échte kersttijd met de advent, waarin we zongen 'O heiland open wijd uw poort'", schrijft Evert Meijs over de tijd waarin hij als kind kerst vierde. De geboren en getogen Boxtelaar beschrijft met hulp van zijn zeven broers en zussen de kerstperiode in de jaren zestig. Hij neemt in dit artikel de lezers mee terug naar het Boxtel van toen. Een heerlijk verhaal vol nostalgie over toen alles nog heel gewoon was...

Door Evert Meijs en familie

De winters leken vroeger veel strenger dan tegenwoordig. Alsof het aanhoudend sneeuwde in de laatste weken van december. Er waren weinig auto's en de witte ijsvlokken bleven lang op de weg liggen. Lopen op een trottoir – als er al één was - leek levensgevaarlijk, zeker in 's avonds en 's nachts. In de morgen stonden er ijsbloemen op de ramen; in de keuken brandde de enige kachel in het huis... Met de komst van de gaskachels de jaren erna, verdween het ijzige natuurfenomeen van onze ruiten.

Als een van de acht kinderen in het gezin Meijs werd ik - met mijn tweelingzus - geboren in 1954 in het Liduinaziekenhuis, toen nog op Duinendaal. We woonden aan de buitenrand van het dorp aan de Kapelweg in een karakteristiek huis met enkele schuren op het erf. Een paard, wat koeien, varkens, kippen en schapen vergezelden ons. 'Ons vader' Dorus (1921) zorgde voor het boerenbedrijfje en werkte daarnaast in een varkensselectiemesterij aan de Esschebaan. 'Ons moeder' Drika (1919) zorgde vanaf het huwelijk (1949) voor het gezin.

Op zaterdag waste zij ons in een grote zinken teil, die kort bij de kolenkachel stond. Handdoeken hingen te drogen aan de blinkende pijp en er stond een ketel met water op voor de volgende wasbeurten. Bakker Frans de Leijer bracht dagelijks een aantal broden die mijn moeder vers hield in een melkbus. Later zette ze een wasmand aan de straat; dan hoefde de bakker maar één keer te lopen. Af en toe kwam er iemand langs de deur met 'ellengoed', allerlei stoffen aan de meter, maar ook met knopen, ritsen en naaigaren. De dorpsomroeper van Boxtel schreeuwde dat er weer vlees te verkrijgen was op het gemeentelijk slachthuis.


We zongen
'O heiland open
wijd uw poort'


In deze sfeer startte de échte kersttijd met de advent, waarin we zongen 'O heiland open wijd uw poort'. Op de Aloysiusschool was het een van de gewoonten dat alle leerlingen gingen biechten tijdens de adventstijd en de adventskrans hing prominent bij de hoofdingingang. Wekelijks kwamen alle leerlingen bijeen onder de brandende kaarsjes met meester Jan de Koning als leider. De meisjes konden op hun Angelaschool voor tien cent een fraai kleurboekje kopen met kerstliederen en prachtige kleurplaten.

Daags voor Kerstmis klom vader op de vliering en met een lamp zocht hij de kerststal met de bijbehorende beeldjes. De kerstgroep zat altijd ingepakt in een boterdoos van Blue Band. Moeder kocht namelijk altijd een grote doos boter met veertig pakjes waarvan een van ons de zegels eraf moest knippen vóór de boter weer terug in de doos te leggen! Als een doos eindelijk leeg was, kon deze altijd wel ergens voor gebruikt worden; zo ook voor het bewaren van schaapjes, herders enzovoort.

De stal kreeg een plekje in de keuken op het aanrecht en later in de 'goei kamer' op de grond. Het houten stalletje werd voorzien van wat mos en mijn vader groepeerde voorzichtig de beeldjes onder het rieten dakje. Het kindje Jezus werd voorlopig toegedekt met een hagelwitte zakdoek.

Verder waren er geen versieringen in huis, laat stáán een kerstboom. Een van mijn zussen: ,,Maar wat een vreugde toen er op zeker moment twaalf gekleurde kerstlampjes van de firma Vos rondom de stal werden gedraaid!" Blijkbaar drapeerde pa met veel beleid het lampensnoer rondom het stalletje; de engel torste daardoor de tekst 'Gloria in excelsis deo', oftewel Ere zij God in de hoge. De drie koningen kregen pas tegen 6 januari een plekje bij de stal. Eén schaapje miste een pootje, herinnerde mijn jongste zus zich: ,,We zetten dat schaap tegen de stal, dan kon dat ook nog meedoen!"

Zeker vanwege de sneeuw, het late tijdstip en de spanning was de half uur durende wandeling naar de nachtmis in de kerstnacht een barre tocht. Mijn oudste zus mocht als eerste van de telgen met ons vader mee; ze had haar communie al gedaan. Elk jaar ging er iemand meer mee van de broers en zussen. We liepen midden op straat en onderweg sloten buurtgenoten aan. Eenmaal in de kerk werden de parochianen in de stemming gebracht door aloude kerstliederen te zingen met het Heilig-Hartkoor, onzichtbaar achterin de kerk opgesteld op de 'koorzolder'.

Wij zaten steeds op dezelfde plek in de kerk, waarschijnlijk in de bank die een oude tante voorheen altijd pachtte. Massa's mensen moesten achterin blijven staan. Alle stoelen en banken waren bezet tijdens deze heilige nacht, ondanks dat er om 05.15 uur nóg een mis was.


'Hij stapte
parmantig met
staf door de kerk'


Een van mijn broers zou tijdens een van de nachtmissen zijn flauwgevallen. Waarschijnlijk van vermoeidheid, honger en de reuk van de wierook. Het waren immers ellenlange missen; met veel koormuziek, drie heren aan het altaar en een extra lange preek. Voordat iedereen te communie was geweest, was er al veel tijd voorbij. De 'suisse' (ordebewaker in een kerk) herinner ik me nog vaag; hij stapte parmantig met zijn staf door de kerk en hield een oogje in het zeil. Zeker bij de jongelui, die de lange missen niet altijd even serieus namen...

Ondertussen zette ons moeder thuis in spierwitte schort het 'goei servies' klaar, haalde de witte zakdoek uit de kerststal en stak de kaarsjes aan op de enige dag van het jaar dat dát mocht. Een van mijn jongere zussen peuterde doorlopend aan de kaarsen en kreeg daarvoor steevast een uitbrander. Ook ons huis aan de Kapelweg werd in die tijd aangesloten op het aardgas en dus kwam er een oven. Twee zussen maakten worstenbroodjes voor de maaltijd (mijn tweelingzus leerde ze bakken op de huishoudschool) en de spanning was op hun gezichten te lezen als na verloop van tijd de ovendeur werd geopend.

Eerste kerstdag verliep altijd merkwaardig. Vader moest eerst naar de mesterij en ook de verzorging van het vee ging gewoon door. Omdat de nacht voor ons behoorlijk gebroken was, voelden we de hele dag een slaaptekort. Zelf moest ik op deze feestdag ook naar de hoogmis. Op tijd gekleed in uniform - ik was lid van jongenskoor Cantasona - toog ik opnieuw te voet naar de kerk.

Vanwege kerst werd vaak een speciale mis gezongen, en later – sinds dat we op het priesterkoor werden opgesteld - met ondersteuning van een klein strijkensemble. Na deze mis stond mijn peetoom Evert Meijs al op de Kapelweg slagroom te kloppen; hij was melkboer en had er verstand van. Ook had hij een mixer; het vergemakkelijkte de bereiding voor tien personen. Gele en bruine vla uit flessen waren – samen met de slagroom - een traktatie.

De middag werd, dankzij de intrede van de twee gaskachels, behaaglijk warm doorgebracht. En met 'n enkel kerstkransje kwamen we de dag door. 's Middags moest er in de kerk uiteraard nog het lof gezongen worden.

Toen ik enkele jaren later acoliet moest zijn in plaats van koorzanger, 'riep' pastoor Van Mulukom me bij zich tijdens het lof, en fluisterde doorlopend: het velum, het velum, het velum. Ik had geen flauw idee wat hij bedoelde. Maar alsof het zo hoorde, verdween ik van het altaar. In de sacristie vroeg ik aan koster Wout van der Steen wat velum betekende: het schouderdoek waarmee de pastoor de monstrans (gouden of zilveren houder van de hostie) vasthield, antwoordde hij. Koster Van der Steen liep met me mee naar het hoofdaltaar. Hij zette er een fraai trapje tegen en zodat ik het doek, hangend over een indrukwekkende standaard, kon aanreiken aan de pastoor. Zo kon hij alsnog de gelovigen zegenen.

Op tweede kerstdag zongen we opnieuw de hoogmis. Koordirigent Joop Felix was bovendien altijd jarig op 26 december: na de mis werd hij nog eens in de pastorie bezongen en er werden kwatta's uitgedeeld. Met een beetje geluk of pech, volgde daarna de gewone zondag, die óók weer een gezongen mis had. Al met al waren het intensieve dagen.


Worstenbrood uit de diepvries en spuitbusslagroom


Inmiddels worden worstenbroodjes kant en klaar gekocht en in de diepvries bewaard. Gele en bruine vla zitten samen in één kartonnen pak en slagroom komt uit een spuitbus. Het jongens- en herenkoor bestaat niet meer, de kerk is gesloten en de kerststalgroep uit ons ouderlijk huis is verhuisd naar familie aan de andere kant van de wereld naar de plaats Lumsden in Nieuw-Zeeland. De beeldjes staan – in verband met grijpgrage kinderhandjes - bovenop de afzuigkap. Mijn jongste zus: ,,De stal zelf mocht niet mee vanwege strenge douaneregels, en is ter ziele gegaan." Maar dat schaapje met dat ene pootje staat er nog steeds, nu leunend tegen een ander schaapje, en blijft zo tóch meedoen! Zalig Kerstmis.

FOTO BOVEN: De echte kerststal op het aanrecht in huize Meijs in de jaren zestig. (Foto: collectie Evert Meijs).

AFBEELDING ONDER: Deze afbeelding van het geboorteverhaal van Jezus Christus werd in de krant van 20 december 1963, net geen 55 jaar geleden, gepubliceerd. Stichting Brabants Centrum beheert nog een archief met daarin alle originele kranten vanaf de eerste druk van 1 december 1944.


Afbeelding