Afbeelding
Foto: Archief Tonnie Wesseling

BRABANTS CENTRUM ZOMERCOLUMN (7)

Volop genieten rond de
vuurtoren van Haamstede

In de zomermaanden juli en augustus nemen de redactieleden en freelancers van Brabants Centrum om de beurt de pen ter hand voor een zomercolumn. Een herinnering aan een eerste vakantieliefde. Voor het eerst naar de camping. Een beschrijving van een paradijselijk plekje ver weg van huis. Of gewoon genieten in Boxtel, op een terrasje op de Markt. Vandaag deel 7.

TONNIE WESSELING

In de jaren vijftig en zestig was het in Zierikzee nog geen gemeengoed om op vakantie te gaan. De zomer gleed vaak geruisloos over in de herfst. Gelukkig hadden wij oom Marien en tante Thona. Oom Marien was hoofd van de Kustwacht in Haamstede bij de vuurtoren en het stel bewoonde daar het mooiste huis in het rondje woningen rond de toren. Zelf kinderloos, maar hun deur en hart stond altijd open voor gasten en logés. Ik logeerde daar iedere zomer in augustus. Soms samen met m'n beide oudere zussen maar ook wel alleen. Herinneringen te over in kleuren en vooral geuren.

Oom Marien had zich vanwege zijn functie diverse privileges toebedeeld. Zo maakte ik heerlijke wandelingen met hem kris kras door de duinen op plaatsen waar niemand kwam en de bordjes verboden toegang niet voor hem golden. Hij wist veel van de natuur en ik leerde van hem. Als het stormde moest hij de 'stormbal' ophangen als baken en waarschuwingsteken voor de schepen.

Het grote huis bij de toren had een moestuin, boomgaard, bloementuin en 'bleek' (voor het wasgoed).

Als er weer een konijnenplaag was zette oom Marien klemmen en ving konijnen die hij eigenhandig vilde. Ik moet er nu niet meer aan dénken maar vond het toen heel gewoon. 's Avonds in de lauwe augustusschemer maakten we vaak een wandelingetje langs de dreef. Er was een zijpad waar het zwaar geurde naar kamperfoelie. Tante klapte in haar handen en talloze konijnen schoten dan het pad over. Je zag soms alleen hun witte staartjes, 'lichtjes' noemde tante die. Het huis had ook spannende plekken, zoals de grote zolder die weer heerlijk geurde naar gedroogde appeltjes. Bij slecht weer speelde ik daar vaak. Er was een witte kamer gemaakt met een dakraam. Soms ging ik op de grond liggen en keek door het raam naar de vuurtoren tot ik duizelig werd en de toren heen en weer zag bewegen. Oom Marien hield van 'grapjes'. Zo had hij een keer een bunzing gevangen en ondersteboven in de grote perenboom voor het keukenraam opgehangen. Iedereen griezelde ervan en hij had de grootste lol. Lekkerder pruimen en peertjes dan die uit hun tuin heb ik nooit meer gegeten. Het strand en de zee werden eigenlijk sporadisch bezocht. Dat was meer iets voor 'de badgasten', vond tante. En daar vielen wij niet onder. Na een paar weken kwamen mijn ouders me ophalen en bleven dan ook meestal nog een paar daagjes. Het leven was goed daar...

FOTO ONDER: Tonnie Wesseling als klein meisje in de tuin van haar oom en tante in het Zeeuwse Haamstede.